In nieuwsbrief 16 van het Regionaal Meetnet dit keer een interview met stuurgroeplid van het Regionaal Meetnet, gedeputeerde Hagar Roijackers:
Sinds het vertrek van Anne-Marie Spierings is gedeputeerde Hagar Roijackers (Natuur, Milieu en Brabants Programma Landelijk Gebied) lid van de Stuurgroep van het Regionaal Meetnet. Hagar is afkomstig uit Breda en was sinds 2014 actief als Statenlid in de Provinciale Staten. Sinds 2021 is ze gedeputeerde.
Behalve de luchtkwaliteit zijn er meer onderwerpen op het gebied van milieu die onze aandacht vragen. Op een schaal met oplopende prioriteiten, waar ergens schat je dan de luchtkwaliteit in?
‘Het grote verschil tussen luchtkwaliteit en andere onderwerpen op milieugebied is dat luchtkwaliteit ons allemaal aangaat. Sommige vraagstukken hebben een lokaal karakter, zoals het vervoer van chemische stoffen over het spoor. De risico’s daarvan hebben vooral betrekking op omwonenden. Hetzelfde geldt voor bedrijventerreinen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen, zoals Moerdijk. Maar ten eerste: lucht is overal en houdt zich niet aan gemeente- of provinciegrenzen en ten tweede: de luchtkwaliteit heeft een één-op-één-relatie met de volksgezondheid.’
Als in een rivier gevaarlijke stoffen worden geloosd, komen burgers en milieugroepen vaak in het geweer. Met lucht zie je dat minder, niet?
‘Dat ben ik niet met je eens. Neem de clean air act in het Verenigd Koninkrijk. Die is er vooral gekomen doordat in Londen ouders van astmatische kinderen die waren overleden in verzet kwamen. Omwonenden van bijvoorbeeld agrarische bedrijven en snelwegen stellen vragen of komen in actie. Kortom: het leeft breed in de samenleving en heeft de aandacht van burgers, maar ook van het openbaar bestuur.’
Hoe kijk jij aan tegen het Regionaal Meetnet?
‘Het is een voor Nederland uniek instrument, overigens net zoals onze semimobiele meetstations, die we gedurende een halfjaar inzetten op plekken waar zorgen zijn over de luchtkwaliteit. Naar deze stations is veel vraag. Eigenlijk zouden we er meer van willen hebben. Ik denk dat het geen toeval is dat het enige regionale meetnet tot nu toe juist in Zuidoost-Brabant is gerealiseerd. Die regio staat bekend om zijn samenwerkingsverbanden en die zijn nodig om partijen zoals de veiligheidsregio, de GGD, de omgevingsdienst en andere partijen rond de tafel te krijgen. Dat betekent ook dat het optuigen van zo’n meetnet elders in Nederland nog niet zo makkelijk is.’
Wat zijn volgens jou de belangrijkste doelstellingen van het Regionaal Meetnet?
‘Wat mij betreft zijn er dat twee: een harde en een zachte doelstelling. De harde betreft de data: het onzichtbare zichtbaar maken. Veel vormen van luchtverontreiniging zijn voor het menselijk oog niet waarneembaar, maar kunnen we wel zichtbaar maken. Dat is relevant omdat je dan ziet op welke momenten de pieken zich voordoen, zodat je maatregelen kunt nemen om die pieken af te vlakken. De zachte doelstelling heeft te maken met bewustwording en in het verlengde daarvan gedragsverandering. Pas als we weten wat er aan de hand is en wat de eventuele gevolgen zijn, zijn we als overheid, burgers en bedrijfsleven bereid in actie te komen.’
Krijgen we in Brabant nog ooit de schone lucht van een kuuroord als Davos, waar mensen met longklachten naartoe werden gestuurd om letterlijk en figuurlijk op adem te komen?
‘Dat is denk ik niet reëel. Zuidoost-Brabant is een van de belangrijkste dynamo’s van de Nederlandse economie. Als je de luchtverontreiniging wilt terugbrengen naar nul moet je alle industrie en vervoer stilleggen. Daar zijn maar weinig voorstanders van. We zullen dus met elkaar in gesprek moeten om te bepalen welke ingrepen op draagvlak kunnen rekenen.’
Als het gaat om ingrepen, waar verwacht je dan het meeste van? Van verleiding, of van dwang in de vorm van maatregelen?
Denkt na. ‘Dat is een grote, politiek-bestuurlijke vraag. Ik denk dat als je de historie erbij haalt, dat je dan moet vaststellen dat bestuurlijk ingrijpen altijd meer impact heeft gehad dan vriendelijke verzoeken of mensen hun gedrag willen aanpassen. Een goed voorbeeld is het verbod op roken in openbare ruimtes. Gedragsverandering volgt vaak op sturing, maar over het algemeen vinden we het niet leuk om gestuurd te worden. Om draagvlak te kweken moet je dus goed afwegen hoe je het beste te werk kunt gaan.’
Er zitten nieuwe Europese normen voor luchtkwaliteit aan te komen. Wat verwacht je daarvan?
‘Richtlijnen zijn altijd een compromis tussen wat je wilt voor de volksgezondheid enerzijds en wat economisch gezien haalbaar en wenselijk is anderzijds. Voor Nederland is het vaak gepuzzel, omdat we een klein land zijn met een hoge bevolkingsdichtheid, veel logistieke en industriële hotspots, grote havens, veel water, noem maar op. Als je op zo’n klein gebied met zo weinig manoeuvreerruimte een waaier aan groenblauwe maatregelen moet toepassen, valt dat niet mee. We bewegen steeds meer richting de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie, maar het heeft tijd nodig. Overigens hebben we in ons bestuursakkoord in september vorig jaar streefwaarden opgenomen voor de luchtkwaliteit, conform de richtlijnen van diezelfde Wereldgezondheidsorganisatie.’
Wat zijn volgens jou interventies van de overheid, het bedrijfsleven en burgers die echt zoden aan de dijk zetten?
‘Uit de metingen die het Regionaal Meetnet de afgelopen jaren heeft gedaan en de analyses die TNO daarop heet losgelaten, kun je opmaken dat het in het stedelijk gebied echt effect heeft als je erin slaagt om het verkeer terug te dringen. Voor ouders van een astmatisch kind is dat geen nieuws; hun kind moet op dinsdagen en donderdagen, als er veel verkeer is, vaker het puffertje gebruiken dan op andere dagen. Werkgevers zouden zichzelf de vraag kunnen stellen of ze hun personeel juist op dinsdag en op donderdag op kantoor willen hebben. Kan dat niet op een andere dag? Wat ook opvalt als we de meetresultaten bekijken: in de wintermaanden neemt de hoeveelheid roet in de lucht toe, ook in de stad. Die wordt waarschijnlijk met name veroorzaakt door verwarming en transport. Met filters of een andere inrichting van bedrijfsmatige processen kan die roetuitstoot worden verminderd. Verder zie je roetpieken rond Eindhoven Airport die waarschijnlijk worden veroorzaakt door vliegverkeer en het verkeer op de Randweg Eindhoven samen. Die pieken kunnen wellicht worden verminderd als tijdens de spitsuren minder vliegtuigen zouden opstijgen en landen. Voor vakantievluchten maakt het immers niet zoveel uit als ze midden op de dag vertrekken.’
Wat kunnen we uit eigen beweging nog doen?
‘De overheid kan via de wetgeving bedrijven en burgers stimuleren of zelfs dwingen schonere technieken toe te passen of de logistiek slimmer in te richten. Bedrijven kunnen kijken naar hun uitstoot en op zoek gaan naar technologische innovaties of een slimmere planning. Ook burgers kunnen een bijdrage leveren. Neem houtstook. Stoken met vochtig hout op momenten dat het mistig is of weinig waait, levert voor mensen met longproblemen veel overlast op. Schone lucht is in ons aller belang en we hebben het voor een deel zelf in de hand hoe vies of schoon onze lucht is.’
Zijn er nog lichtende voorbeelden op dit dossier?
‘Ja, ik zou graag Jean-Paul Close op het schild hijsen. Met name Jean-Paul (AiREAS) heeft ervoor gezorgd dat er aandacht is gekomen voor de luchtkwaliteit en dat we in Zuidoost-Brabant over een uniek meetnet beschikken, waar we in heel Nederland ons voordeel mee kunnen doen. Maar Jean-Paul kan het niet alleen, en de bevlogen experts van TNO of de wethouders evenmin. Of Eindhoven Airport, dat privéjets verbiedt, het aantal slots terugbrengt en eisen stelt aan de samenstelling van de gebruikte brandstof. Of alle gemeenten in Zuidoost-Brabant die zijn aangesloten bij het Schone Lucht Akkoord. We moeten het samen doen. Samen maken we het onzichtbare zichtbaar en iedereen die daaraan bijdraagt of een stap in de goede richting zet en daarmee mensen of bedrijven in zijn omgeving stimuleert hetzelfde te doen, verdient onze steun en lof.’
De volledige nieuwsbrief van het Regionaal Meetnet is te downloaden op deze pagina.
Initiatiefnemende partners Regionaal Meetnet: AiREAS, gemeente Eindhoven, Provincie Noord-Brabant, GGD, RIVM, TNO, Universiteit Utrecht en Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant.